Kies uw kerk

Preek van de week

Bezinning door het jaar - elfde zondag door het jaar B - 15 en 16 juni 2024

OVERWEGING

We leven in een tijd waarin er veel gebeurt. Er zijn conflicten en oorlogen. Bij het ene conflict voelen we ons soms meer betrokken dan bij een ander, maar het geheel laat een ontzagwekkende wreedheid zien.

Er is ook de natuur die zijn eigen gang gaat. Misschien merken we dat nog niet erg in ons dagelijks leven, maar veel wetenschappers en andere mensen maken zich grote zorgen.

Er zijn ook crises in ons eigen land die niet opgelost worden. Het klinkt soms bedreigend en misschien is dat het ook wel.

De lezingen van vandaag laten een ander geluid horen. In de eerste lezing uit de profeet Ezechiël zegt de Heer God dat hij een twijgje van de ceder zal nemen, hij zal het planten en het zal een prachtige boom worden. Een prachtige belofte, vooral als je bedenkt dat Ezechiël spreekt tot het volk dat in ballingschap is in Babylon. Het twijgje van de ceder die God plant, is het teken dat God het lot van het volk ten goede wil keren. Niet doordat mensen het lot in eigen handen nemen, maar door te vertrouwen op de weg die God geeft. Even verderop in Ezechiël roept God het volk dan ook op om Zijn weg te gaan. Een weg van gerechtigheid: voedsel delen met wie hongerig zijn, de naakten kleden, geen woekerwinsten vergaren en zich van onrecht onthouden.

De teksten van Ezechiël rijmen op de evangelietekst van Marcus. Het zaad groeit, zonder dat wij goed weten hoe. Er zit een groeikracht in het zaad zelf. En natuurlijk is het zo dat het niets wordt met het zaad als de mens niet meewerkt, maar de groei zelf komt niet van de mens. Het zit in het zaad zelf. De groeikracht is een teken van Gods kracht. En de boer en wij profiteren van die groeikracht. Als de vrucht rijp is dan slaat hij de sikkel in het gewas omdat het tijd is voor de oogst. Die groeikracht zien we ook bij het mosterdzaadje; het groeit uit tot een immens struikgewas en de vogels nestelen in zijn schaduw.

In beide teksten vraagt God om vertrouwen te hebben in groeikracht. Vertrouwen is een woord dat in onze tijd niet altijd voorop staat. Het lijkt er soms op dat we het vertrouwen in God en ook in elkaar kwijt zijn. Als het leven tegenzit, wordt er naar een schuldige gezocht. Het lijkt moeilijk om te accepteren dat het leven soms tegen kan zitten. De werkelijkheid is soms hard en het zit soms bitter tegen en wij, als gewone mensen, worden met die tegenslag geconfronteerd. Het is zwaar om met die tegenslag om te gaan. Maar toch: een mens heeft niet alles in de hand. We willen wel heel graag zekerheid. We willen heel graag dat we heer en meester zijn over ons eigen leven, maar als tegenslag ons overkomt dan merken we dat we kwetsbare mensen zijn. En dan is het de vraag hoe we staande blijven als het leven moeilijk is. Hoe kunnen we blijven vertrouwen?

De Bijbel heeft geen recept dat voor iedereen en altijd geldt. Er bestaan geen toverformules die ervoor zorgen dat het altijd goed blijft gaan. Er is geen spreuk die er altijd voor zorgt dat je uit de put komt. Maar er bestaat ook geen zekerheid dat het mis zal gaan. Angst kan een slechte raadgever zijn. Als we ons door angst laten verlammen, dan wordt angst onze meester. Maar God wil dat we niet bang zijn. Hij wil dat we het vertrouwen blijven behouden dat het uiteindelijk goed zal komen. En hij vraagt van ons om de goede weg te gaan. Een weg waarin we op zoek gaan naar andere mensen. Een weg waarin we ons niet laten leiden door vooroordelen, door vooringenomenheid, maar op zoek gaan naar de mens die misschien anders is dan wij, maar die ook geschapen is naar het evenbeeld van God. Op zoek gaan naar wat goed is in deze wereld zonder dat we de werkelijkheid uit het oog verliezen. Als we de hoop en het vertrouwen verliezen, roepen we het onheil over ons af. We blijven staande als we de hoop en het vertrouwen niet verliezen. Zonder hoop en vertrouwen kunnen we niet leven. En daartoe nodigt God ons uit.

https://www.tijdschriftvoorverkondiging.org/download/11e-zondag-dhj-b-jaar-16-6-2024/?wpdmdl=3011&refresh=6661d58046cb11717687680  bewerkt TS

Schriftlezingen van deze zondag



ELFDE ZONDAG DOOR HET JAAR

EERSTE LEZING Ez., 17, 22-24

Uit de Profeet Ezechiël


Dit zegt de Heer God: “Dan zal Ik zelf van de top van de hoge ceder een twijgje nemen en dat in de grond zetten; van de bovenste van de jonge takken zal Ik een twijgje plukken en Ik zelf zal het planten op een hoge en verheven berg, op het gebergte van Israels hoogland zal Ik het planten. Het zal takken dragen, vrucht vormen en een prachtige ceder worden. Daaronder zullen alle vogels van allerlei gevederte nestelen; in de schaduw van zijn takken zullen ze nestelen. En alle bomen van het open veld zullen erkennen dat Ik, de Heer, een sappige boom heb doen verdorren en een dorre boom tot bloei gebracht heb; Ik, de Heer, heb het gezegd en Ik zal het doen."



TUSSENZANG Ps. 92 (97), 2-3, 73-~4, 75-76

REFR: Hoe heerlijk is het de Heer te prijzen.


Hoe heerlijk is het de Heer te prijzen, uw Naam, Allerhoogste, te loven. Uw goedheid te melden iedere ochtend en heel de nacht door uw trouw.

De vromen schieten als palmbomen op. als Libanon-ceders gedijend; Zij zijn geplant bij het huis van de Heer, zij komen tot bloei in Gods voorhof.

Ook als zij reeds oud zijn dragen zij vruchten, zij blijven sappig en fris. Zij wijzen hoe rechtvaardig de Heer is, mijn Rots, in Hem is geen onrecht.



TWEEDE LEZING 2 Kor., 5, 6-10

Uit de tweede brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte


Broeders en zusters, 

Daarom houden wij altijd goede moed. Wij zijn ons bewust dat wij, zolang wij thuis zijn in het lichaam, ver zijn van de Heer. Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij houden moed en zouden liever uit het lichaam verhuizen om onze intrek te nemen bij de Heer. Daarom is onze enige eerzucht, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem te behagen. Want allen moeten wij voor Christus' rechterstoel verschijnen, opdat ieder het loon ontvangt voor wet hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad.



ALLELUIA Lc.. 19.38

Gezegend de Koning die komt, in de naam des Heren. Alleluia.




EVANGELIE Mc., 4, 26-34

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus


In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Het gaat met het Rijk Gods als met een man die zijn land bezaait; hij slaapt en staat op, 's nachts en overdag, en onderwijl kiemt het zaad en schiet op, maar hij weet niet hoe. Uit eigen kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de groene halm, dan de aar, dan het volgroeide graan in de aar. Zodra de vrucht het toelaat, slaat hij er de sikkel in, want het is tijd voor de oogst." En verder: “Welke vergelijking kunnen wij vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen? Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde; maar eenmaal gezaaid schiet het op en het wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.” In vele dergelijke gelijkenissen verkondigde Hij hun zijn leer op de wijze die zij konden verstaan. Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen, maar eenmaal met zijn leerlingen alleen gaf Hij van alles uitleg.




Archief preken