Kies uw kerk

Preek van de week

Bezinning door het jaar - eenentwintigste zondag door het jaar B - 24 en 25 augustus 2024

OVERWEGING

Dag in, dag uit moeten we keuzes maken. En dan gaat het vaak alleen nog maar om zaken van ondergeschikt belang. Echt spannend wordt het pas als zich een fundamentele levenskeuze aandient, waarbij er geen weg terug is. Dat vraagt om een pas op de plaats, om kritisch zelfonderzoek. Alleen zo kan een keuze weloverwogen worden gemaakt.

In de schriftlezingen van vandaag worden mensen voor de meest fundamentele keuze gesteld: wie schenk ik mijn gelovig vertrouwen? In de eerste lezing heeft het volk Israël bezit genomen van het Beloofde Land. Jozua treedt op als opvolger van Mozes, die het nieuwe land uit gebrek aan vertrouwen op God niet mocht binnengaan. Nu komt het erop aan, waarschuwt Jozua: kiezen jullie voor de goden van hen die hier leven, de goden van Kanaän en de omringende landen? Of kiezen jullie voor de God van onze uittocht uit de slavernij en de verovering van dit nieuwe land? Ik weet niet wat jullie doen, zegt Jozua, maar mijn familie en ik kiezen voor de God van het Verbond. Het volk antwoordt: wij doen niet anders. Waarom niet? Omdat het volk een hele geschiedenis heeft met die God van het verbond. Nee, kiezen is voor de Israëlieten geen kwelling. In feite hebben ze maar één keuze, voor de God die hun zijn niet-aflatende trouw heeft bewezen.

Kiezen voor Jezus blijkt voor zijn volgelingen minder vanzelfsprekend. Eerder heeft hij zichzelf gepresenteerd als het levende brood dat uit de hemel is neergedaald en hij zal kort daarop nog eens doen. Wie niet eet van dit brood, zegt hij, heeft het leven niet in zich. Maar, zo vroegen sommigen zich af, als hij dat hemelse brood is, hoe kunnen zijn vader en moeder dan hier wonen? En belangrijker nog, hoe kan hij hun in godsnaam zijn vlees te eten geven? En dan voegt Jezus’ daar vandaag een cryptische opmerking aan toe: ‘Maar als jullie nu de Mensenzoon zouden zien opstijgen naar waar Hij eerst was?’ Een spervuur van kritische vragen treft Jezus. Zelfs een groot deel van zijn leerlingen wordt het te gortig. Ze kunnen niet meer aanhoren wat hij te zeggen heeft. Maar als ze dit ter sprake brengen, sneert Jezus dat diversen van hen geen geloof hebben. Velen van hen die met Jezus zijn opgetrokken zullen hebben gemeend dat ze hem kenden, maar blijkbaar is dat niet zo. Jezus zorgt er met zijn harde en vooral cryptische opmerkingen voor dat mensen afhaken. Of doen ze dat zelf?

Hoe dan ook, waar in de eerste lezing een heel volk ondubbelzinnig ja zegt tegen hun God, houdt Jezus niet meer dan een select groepje getrouwen over. Op grond van hun levenservaringen maken mensen keuzes. Dat wat goed, degelijk en betrouwbaar is gebleken, daar kiezen ze voor. Dat wat hun inspiratie, moed, kracht en troost heeft gegeven, daar zeggen ze ja tegen. Ze kiezen meestal niet voor dat wat zijn duurzaamheid en betrouwbaarheid nog maar moet bewijzen.

Voor het volk Israël is het duidelijk: hun God heeft in alle opzichten bewezen dat hij dat vertrouwen waard is. Voor de leerlingen van Jezus is dat anders. Zij leren hun meester ineens van een harde en onbegrijpelijke kant kennen. Bij velen maakt het gelovig vertrouwen plaatst voor ergernis. Waar gaat het met hen naartoe, als ze deze leermeester achterna blijven lopen? Boos en teleurgesteld haken ze af. Waar in de eerste lezing Jozua het volk voor het blok zet, doet Jezus dat met de leerlingen van het eerste uur: ‘Willen jullie soms ook weggaan?’ Maar net als de Israëlieten hebben zij voor hun gevoel geen keus. Daarom zegt Simon Petrus: ‘Naar wie zouden we moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven, en wij geloven en weten dat u de heilige van God bent.’ Hebben ze niet even daarvoor in levenden lijve meegemaakt hoe Jezus zo’n vijfduizend mensen voedde met vijf gerstebroden en twee vissen? Een gebeurtenis die hun begrip waarschijnlijk ver te boven ging, maar die één ding duidelijk maakte: als Jezus erbij is, komt niemand iets tekort.

De lezingen maken duidelijk dat in het gelovig vertrouwen van mensen iets dubbelhartigs kan schuilen. Het volk van Israël kan niet anders dan kiezen voor de God die hun altijd nabij is gebleven. Niets liever willen ze dan dat dit ook in de toekomst, in het nieuwe land zo mag blijven. Maar wanneer God mensen te dicht op de huid komt, blijkt die keuze niet meer zo vanzelfsprekend. Dat laat het evangelie ons zien. Door mens te worden in Jezus, die zichzelf levensbrood noemt, komt God ons op confronterende wijze nabij – té nabij, voor sommige van zijn leerlingen. Maar alleen wie die nabijheid toelaat, ja omarmt, is in staat te verstaan wie God voor mensen wil zijn. Daarvoor moet je als mens meer dan ‘vlees’ zijn, dat wil zeggen dat je verder moet kunnen kijken dan met de ogen van je lichaam. Enkel met de ogen van je geest kun je inzicht verwerven in het mysterie van Jezus, de mens in wie God ons naderbij komt dan ooit tevoren. En dan alleen wanneer je je geest laat vervullen door de Geest van de Vader, die je helpt om je gelovig vertrouwen in Jezus uit te spreken en voor hem te kiezen. Het is best te begrijpen dat dit voor sommige van Jezus’ leerlingen een brug te ver is.

Ook voor gelovigen van vandaag klinken zijn woorden als ‘erop of eronder’. Zelfs al is het geloof ons met de paplepel ingegoten, we hebben een leven lang nodig om door te dringen in de diepte van zijn God-mens-zijn. Nu eens beamen we zijn woorden van harte, dan weer stuiten ze ons tegen de borst. Zo is en blijft geloven een keuze, en daarom een uitnodiging en een uitdaging. Dat we voldoende geestkracht mogen ontvangen om die te blijven aangaan.

Schriftlezingen van deze zondag



EENENTWINTIGSTE  ZONDAG DOOR HET JAAR

EERSTE LEZING Joz., 24, 1-2a. 15-17. 18b

Uit het boek Jozua


In die dagen riep Jozua alle stammen van Israël in Sichem bijeen, met de oudsten van Israël, de familiehoofden, de rechters en de schrijvers. Toen zij voor God stonden richtte Jozua zich tot het volk en sprak: “Zo spreekt de Heer God van Israël: Als gij de Heer niet wilt dienen, kies dan nu wie gij wel dienen wilt: de goden die uw voorouders aan de overkant van de Rivier hebben vereerd of de goden van de Amorieten, in wier land gij woont. Ik en mijn familie, wij dienen de Heer." Het volk antwoordde: “Wij denken er niet aan de Heer te verlaten en andere goden te vereren. De Heer onze God heeft ons en onze vaderen uit Egypte geleid, uit het land van de slavernij. Hij heeft voor onze ogen grote tekenen verricht en ons beschermd op al onze tochten en tegen alle volken waarmee wij in aanraking kwamen. Ook wij willen de Heer dienen, Hij is onze God."


TUSSENZANG Ps. 34 (33), 2-3, 16-17, 18-19, 20-21, 22- 23

REFR: Let op en bemerkt hoe genadig de Heer is.


De Heer zal ik prijzen iedere dag, zijn lof ligt mij steeds op de lippen. Mijn geest is fier op de gunst van de Heer, laat elk die het hoort zich verheugen.

Het oog van de Heer is gericht op de vrome, zijn oor naar hun smeken gekeerd. Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af, zij worden op aarde vergeten.

Naar vromen die roepen luistert de Heer en redt hen uit iedere nood. De Heer is nabij voor rouwmoedige harten, Hij helpt wie zijn schuld erkent.

Veel rampen zullen de vrome bedreigen, uit elk daarvan redt hem de Heer. De Heer zal over zijn beenderen waken opdat hij er geen van breekt.

Het kwaad van de zonde loopt uit op de dood, wie vroomheid veracht wordt gestraft. De Heer redt het leven van wie Hem dient, al wie tot Hem vlucht heeft geen straf te duchten.



TWEEDE LEZING Ef., 5, 21-32

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Efeze


Broeders en zusters, Weest elkander onderdanig uit ontzag voor Christus. Vrouwen, weest onderdanig aan uw man als aan de Heer. Want de man is het hoofd van de vrouw zoals Christus het hoofd is van de kerk. Hij is ook de Verlosser van zijn lichaam; maar zoals de kerk onderdanig is aan Christus, zo moet ook de vrouw haar man in alles onderdanig zijn. Mannen, hebt uw vrouw lief zoals Christus de kerk heeft liefgehad: Hij heeft zich voor haar overgeleverd om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad met het woord. Hij heeft de kerk tot zich gevoerd als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet. Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben zoals ze hun eigen lichaam liefhebben. Wie zijn vrouw bemint, bemint zichzelf. Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat; integendeel, hij voedt en koestert het. En zo doet Christus met de kerk omdat wij ledematen zijn van zijn lichaam. Daarom zal de man vader en moeder verlaten om zich te hechten aan zijn vrouw en die twee zullen een vlees zijn." Dit geheim heeft een diepe zin. Ik voor mij betrek het op Christus en de kerk.


ALLELUIA Joh., 14, 23

Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; Mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen. Alleluia.



EVANGELIE Joh., 6, 60-69

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes


In die tijd zeiden velen van Jezus' leerlingen: “Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie is nog in staat naar Hem te luisteren?" Maar Jezus die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden, vroeg hun: “Neemt gij daar aanstoot aan? Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen naar waar Hij vroeger was? Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut. De woorden die Ik tot u gesproken heb zijn geest en leven. Maar er zijn er onder u die geen geloof hebben." - Jezus wist inderdaad van het begin af aan wie het waren die niet geloofden en wie Hem zouden overleveren. - Hij voegde er aan toe: “Daarom heb Ik u gezegd dat niemand tot Mij kan komen als het hem niet door de Vader gegeven is. Tengevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap. Waarop Jezus aan de twaalf vroeg: “Wilt ook gij soms weggaan?" Simon Petrus antwoordde Hem: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt."


Archief preken