Preek 7de zondag van het jaar, C
Eerste lezing: Samuël 26, 2 .7-9. 12-13. 22-23
Tweede lezing: 1 Korintiërs 15, 45-49
Evangelie: Lucas 6, 27-38
De laatste tijd, ik geef het toe, vraag ik mij steeds vaker met Gerard Reve af: “Dat Koninkrijk van U, komt er nog wat van?” Het aantal oorlogen in de wereld lijkt alleen maar toe te nemen. De polarisatie in de samenleving groeit. De politieke arena is een leeuwenkuil vol rivalen. Populisten hengelen naar de volksgunst door vreemdelingen en vluchtelingen als zondebokken aan te wijzen. De spanningen, conflicten en onderlinge haat in de samenleving nemen daardoor alleen maar toe. Hoe zit het toch met die vrede van Christus?
Het evangelie van vandaag staat in schril contrast met deze sombere schets. Het evangelie sluit daarbij aan op een in de Oudheid bekende uitspraak: ‘Behandel de ander zoals jezelf behandeld wilt worden’. Jezus radicaliseert dit gebod. Hij breekt met het oudtestamentische leus van vergelding: ‘Oog om oog, tand om tand.’ en zegt: “Heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten”. Jezus wil zijn leerlingen bijbrengen wat het betekent om te vergeven. Vergeven begint bij het letterlijk kwijtschelden van schulden aan hen die bij de leerlingen in het krijt staan. En daar blijft het niet bij, zelfs aan dieven en rovers moet worden welgedaan, vindt Hij.
Confronterende aansporingen aan de leerlingen om radicaal uit de eigen comfortzone te stappen. Want, zo vervolgt Jezus, het is makkelijk om je vrienden en weldoeners lief te hebben, dat doen de zondaars immers ook. Nee, je moet geven, uitlenen, liefhebben zonder iets terug te verwachten van je vijanden. Dat is volgens Jezus de ethiek van het rijk Gods. En dan zullen jullie, zegt Hij, rijkelijk beloond worden door God, die immers zelf vergeeft en goed is voor zondaars en kwaadwilligen. Wees daarom barmhartig zoals God barmhartig is en vergeef, want dan zul je vergeven worden.
Deze aansporingen kunnen wereldvreemd overkomen. Je kunt toch niet over je laten lopen? Als je onrechtvaardig behandeld wordt, mag je toch je recht komen halen en een ander ter verantwoording roepen? En aan zo iemand, indien nodig, sancties opleggen? De vraag stellen is hem beantwoorden.
Maar we moeten wat dieper graven voor een antwoord. Vergeven betekent een radicaal nieuw begin maken in de onderlinge verhouding. Een streep zetten onder wat sinds Kain en Abel als een erfzonde op ons rust: de heilloze keten van na-ijver, vetes, conflicten, vendetta’s, oorlogen. Een streep eronder, zonder alsnog een vergelding.
Door de ontwikkelingen op het wereldtoneel is het evangelie van vandaag van groot belang. Twee presidenten zijn in hun hoogmoed, arrogantie en hebzucht bijeen om -zoals ze dat zelf zeggen- de vrede te herstellen. Ze kunnen geen vrede brengen omdat ze beiden niet in staat zijn om te vergeven. Beiden laten al hun hele leven een spoor na van rancune, boosheid en onschuldige slachtoffers. Laten ze in de leer gaan bij David, die ontzag had voor de gevestigde orde en daarom zijn koning niet wilde doden.
Vergeving betekent een radicaal nieuw begin maken, dat breekt met de duivelskring van rivaliteit. Daar is moed voor nodig, want het brengt ons in een onbekend gebied, met veel drempels. Is die moed mensen wel gegeven? Het antwoord hierop is ‘Ja’. Jezus spoort immers zijn leerlingen er zelf toe aan en Hij vraagt niet het onmogelijke. Maar misschien is het antwoord ook wel ‘Nee’. We kunnen het in elk geval niet op louter eigen kracht. Daarom zegt Paulus vandaag tegen ons, dat we van aardse hemelse mensen mogen worden.
Amen
David spaart Saul opnieuw
Daarom rukte Saul uit, begeleid door drieduizend van de voortreffelijkste manschappen uit Israël, en daalde af naar de woestijn van Zif, om David daar op te sporen. Zo drong David met Abisjai ‘s nachts tot de troep door. En zie, daar lag Saul in het legerkamp te slapen; aan zijn hoofdeinde stond zijn lans in de grond gestoken, en Abner lag met het volk in een kring om hem heen. En Abisjai zei tot David: Nu heeft God uw vijand in uw hand overgeleverd! Laat mij hem nu met zijn eigen lans in één stoot aan de grond vastpriemen; een tweede zal niet nodig zijn! Maar David sprak tot Abisjai: Doe hem geen leed; want hoe kan iemand ongestraft de hand slaan aan den gezalfde van Jahweh?
En David nam de lans met de waterkruik van het hoofdeinde van Saul weg, en ze gingen heen, zonder dat ook maar iemand het zag of bemerkte, zonder dat ook maar iemand wakker werd; want allen lagen zij te slapen: een slaap van Jahweh had hen overvallen. Aan de andere zijde gekomen, ging David ver weg op de top van de berg staan, zodat er een flinke afstand tussen hen was.
Maar David antwoordde: Hier is de lans van den koning. Laat een van de manschappen hierheen komen, om hem te halen. Jahweh zal aan ieder van ons zijn rechtschapenheid en trouw vergelden. Want ofschoon Jahweh u heden in mijn hand had geleverd, heb ik mijn hand niet geslagen aan den gezalfde van Jahweh.
De opstanding van de doden
Dit is de zin van wat er staat geschreven; de eerste mens, Adam, werd een levend wezen. De laatste Adam werd een levendmakende Geest. Maar niet het geestelijke komt het eerst; het natuurlijke gaat eraan vooraf, daarna komt het geestelijke. De eerste mens, uit de aarde genomen, is aards; de tweede is uit de hemel. Op die eerste mens van aarde lijken alle aardse mensen, op de hemelse mens zullen alle hemelingen lijken. En net zoals wij het beeld van de aardse mens hebben gedragen, zo zullen wij ook het beeld dragen van de hemelse mens.
Toespraak tot de leerlingen en het volk
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Tot u die naar Mij luistert zeg Ik: Bemint uw vijanden, doet wel aan die u haten, zegent hen die u vervloeken en bidt voor hen die u mishandelen. Als iemand u op de ene wang slaat, keert hem ook de andere toe; en als iemand uw bovenkleed van u afneemt, belet hem niet ook uw onderkleed te nemen. Geeft aan ieder die u iets vraagt, en als iemand wegneemt wat u toebehoort, eist het niet terug. Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen, moet gij het hun doen. Als gij bemint wie u beminnen wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars beminnen wie hen liefhebben. Als gij weldoet aan wie u weldaden bewijzen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Dat doen de zondaars ook. Als gij leent aan hen van wie ge hoopt terug te krijgen, wat voor recht op dank hebt ge dan? Ook de zondaars lenen aan zondaars met de bedoeling evenveel terug te krijgen. Neen, bemint uw vijanden, doet goed en leent uit zonder er op te rekenen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn, dan zult ge kinderen zijn van de Allerhoogste, die immers ook goed is voor de ondankbaren en slechten. Weest barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is. Oordeelt niet, dan zult ge niet geoordeeld worden; veroordeelt niet, dat zult ge niet veroordeeld worden; spreekt vrij en ge zult vrijgesproken worden. Geeft, en u zal gegeven worden; een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat zal men u in de schoot storten. De maat die gij gebruikt, zal men ook voor u gebruiken.'
Oecumenische vesper 40-dagentijd
Rijstactie Stichting Harapan start 28 februari
De Digidulfke uitgave maart 2025 is uit
Kerstboodschap 2024 Mgr. Gerard de Korte
Diakenwijding van Berend van de Berg