Kies uw kerk

Preek van de week

2025-02-02. De vlam van hoop in onszelf brandend houden

Preek 4de zondag van het jaar, C

          
Eerste lezing: Maleachi 3, 1-4
         Tweede lezing: Hebreeën 2, 14-18

          
Evangelie: Lucas 4, 22-40


Dierbare broeders en zusters, vandaag vieren we het feest van de ‘Opdracht van de Heer in de tempel’, ook wel ‘Maria Lichtmis’ genoemd. En zeker in vroeger tijden markeerde dit feest eigenlijk het einde van de kersttijd. Op sommige plekken werd op twee februari pas de kerststal opgeruimd en er werd een andere Maria-hymne gezongen, veertig dagen na Kerstmis. Maar zoals ieder einde ook weer een nieuw begin markeert, vinden we dat vandaag in de lezingen. We komen namelijk in het evangelie twee personen tegen. Twee personen die symbool staan en die passen binnen het oude verbond. Het eerste verbond dat God met de mensen sloot. Simeon en Hanna. Simeon, een oude man, die leeft in de verwachting van het oude Israël. Hij is er heilig van overtuigd, hij geloofd erin dat de verlosser spoedig zal komen. Hij laat zich leiden door de Geest en hij heeft van de Heilige Geest een visioen gehad dat hij niet zal sterven voordat hij de verlosser heeft gezien.

Zo wordt Simeon vandaag door die Geest naar de tempel geleid. En als hij daar komt ontmoet hij Jozef en Maria en het kind Jezus. Hij betuigt meteen dat dit de verlosser is. Hij neemt het in zijn armen, hij neemt het in zich op. En hij zegt, “Dit kind is de Messias en Hij zal leiden tot val en opstanding in Israël”. Je zou kunnen zeggen Jezus is als een steen waar sommigen over zullen struikelen en anderen zien juist een stevig fundament zien om op voort te bouwen. Anders gezegd zou je kunnen zeggen dat licht dat leidt voor sommigen de weg. Het baande een weg in de duisternis die sommigen zullen navolgen. Maar voor sommigen zal dit licht verblindend zijn en zullen zich er misschien van afkeren. We weten immers hoe het zal aflopen aan het einde van Zijn leven. Waar Hij aan het kruis zal sterven. En zelfs dat voorspelt Simeon hier in het evangelie. Want hij zegt tegen Maria “Ook door uw hart zal een zwaard van droefheid gaan”.

Lucas 02, 22-40

Lucas 02, 22-40

We zien ook nog iemand anders in de tempel. De profetes Hanna, over haar wordt weinig geschreven buiten dat zij een weduwe is die diep gelovig is en zich altijd ophoudt in de tempel. En zij verkondigd ten overstaan van alle aanwezigen in de tempel wie Jezus daadwerkelijk is. In hem mogen we de verlosser zien die in de eerste lezing wordt aangekondigd. De wegbereider. Jezus die tot ons gekomen is, die door de Vader gezonden is, heeft ons menselijk bestaan willen delen. We hoorden het in de tweede lezing. Zoals kinderen van een familie van hetzelfde vlees en bloed zijn heeft Jezus ons bestaan willen delen. Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen en heeft daarin ons menszijn willen delen. En of hij nu tot val of opstanding leidt, zijn bedoeling is de vrijheid van ons mensen. Voor ons heeft hij het lijden van ons allemaal op zijn schouders genomen. Voor ons heeft hij het kruis willen leiden en is zelfs door de dood gegaan om daarmee de weg naar het eeuwig leven te openen. Hij heeft vreugde willen brengen hier op aarde, zodat wij als mensen vrije mensen zouden zijn. Hij trekt zich het lot van ons aan. Maria trekt op haar beurt een bijzondere wijze het lijden van Christus aan. Zo komen misschien de benamingen van ‘Opdracht van de Heer in de tempel’ en ‘Maria Lichtmis’ samen. Maria die ons leidt naar haar zoon en haar zoon die voor ons weer ten beste spreekt bij de Vader.

Ik wil tot slot met u graag even kijken naar de symboliek van een kaars. We vieren toch per slot ‘Maria Lichtmis’ vandaag. Als we kijken naar een kaars, dan zien we een product gemaakt door mensen met grondstoffen die we uit de natuur hebben kunnen halen, Samengebracht tot één kaars. En we kunnen eraan voorbij lopen, aan een kaars ja zelfs aan een heel schap in de winkel vol kaarsen, we kunnen eraan voorbij lopen. Maar een kaars krijgt eigenlijk pas betekenis zodra we die aansteken. En dat vlammetje, die kaars verandert ineens van een object naar iets dat licht verspreidt, warmte geeft, kwetsbaar is want de vlam kan uitwaaien. We kunnen hem gemakkelijk uitblazen. Maar tegelijkertijd bezit dat kleine vlammetje ook de kracht om meerdere kaarsen aan te steken of om een enorm vuur aan te steken. Zo symboliseert die kaars toch wel Christus hier op aarde, een mens. Maar tegelijkertijd bezit die vlam geloof, hoop, liefde en warmte. Die vlam die ook in ons is gelegd. Mogen wij die vlam van hoop in onszelf brandend houden en die uitdragen naar de wereld om ons heen.

           Amen

Afbeelding: De presentatie van Christus in de tempel

          Schilder: Gerbrand van den Eeckhout (1623–1674)
          Techniek: Olie op eikenhout
          Afmetingen: (H x B): ca. 59 x 48,5 cm
          Datum: 1671

Te bezichtigen in Museum of Fine Arts, Budapest, Hongarije

Maleachi 3, 1-4

          De dag van de heer

Zie, Ik zend mijn bode om voor Mij uit de weg te banen. Plotseling zal dan de Heer in zijn heiligdom binnentreden, de Heer die u zoekt, de bode van het verbond, naar wie u met vreugde uitkijkt. Zie, Hij komt – zegt de Heer van de machten. Maar wie verdraagt de dag van Zijn komst? Wie blijft er staande, als Hij verschijnt? Want Hij is als het vuur van de smelter, als het loog van de blekers. Hij zal zijn als iemand die het zilver smelt en reinigt: de Levieten reinigt en loutert Hij, als goud en zilver. Dan zullen zij de Heer weer hun offergaven brengen zoals het hoort. Dan zal het offer van Juda en Jeruzalem de Heer bevallen, evenals in de dagen van weleer, in de vroegere jaren.

Hebreeën 2, 14-18

          Broeder van de mensen

Omdat ‘de kinderen’ mensen zijn van vlees en bloed, heeft Hij ons bestaan willen delen, om door zijn dood de vorst van de dood, de duivel, te onttronen, en hen te bevrijden die door de vrees voor de dood heel hun leven aan slavernij onderworpen waren. Want het zijn niet de engelen van wie Hij zich het lot aantrekt, maar de nakomelingen van Abraham. Vandaar dat Hij in alles aan zijn broeders gelijk moest worden, om een barmhartig en getrouw hogepriester te worden bij God en de zonden van het volk uit te boeten. Omdat Hij zelf de proef van het lijden doorstaan heeft, kan Hij allen helpen die beproefd worden.

Lucas 4, 21-30

          Jezus in de tempel. Simeon en Hanna

Toen de tijd gekomen was dat zij zich volgens de wet van Mozes moesten reinigen, brachten ze Hem naar Jeruzalem om Hem aan te bieden aan de Heer, zoals in de wet van de Heer geschreven staat: Al het mannelijke dat de moederschoot opent, zal de Heer worden toegewijd, en om een offer te brengen, volgens de wet van de Heer: een koppel tortels of twee jonge duiven. Daar in Jeruzalem woonde een zekere Simeon; het was een rechtvaardige en vrome man; hij verwachtte de vertroosting van Israël en op hem rustte heilige Geest. Door de heilige Geest was hem geopenbaard dat hij de dood niet zou zien voordat hij de Messias van de Heer had gezien. Door de Geest geleid ging hij naar de tempel. Toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij Hem in zijn armen en loofde God met de woorden: ‘Nu, Meester, laat U, zoals U gezegd hebt, uw knecht in vrede gaan; want mijn ogen hebben uw heil gezien, dat U ten aanschouwen van alle volken hebt toebereid, een licht dat een openbaring zal zijn voor de heidenen en een glorie voor uw volk Israël.’ Zijn vader en moeder stonden verbaasd over wat er van Hem gezegd werd. Simeon zegende hen en zei tegen zijn moeder Maria: ‘Deze jongen zal velen in Israël ten val brengen of laten opstaan. Hij zal een omstreden teken zijn – ook door uw ziel zal een zwaard gaan – en zo zal onthuld worden wat er in veler harten omgaat.’ Ook was daar de profetes Hanna, een dochter van Penuël, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; na haar meisjesjaren was ze zeven jaar getrouwd geweest en daarna weduwe gebleven; nu was ze vierentachtig. Ze was altijd in de tempel en diende God dag en nacht met vasten en bidden. Juist op dit moment voegde ze zich bij hen; ze loofde God en sprak over de jongen tegen allen die de bevrijding van Jeruzalem verwachtten. Toen zij alles hadden gedaan wat de wet van de Heer bepaalt, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. De jongen groeide op en werd steeds sterker, omdat Hij vervuld werd van wijsheid en door God rijkelijk werd begunstigd.

Archief preken