Kies uw kerk

Preek van de week

2024-12-24. Traantje

Preek Kerstnachtmis, C

 

Eerste lezing: Jesaja 9, 1-3. 5-6
tweede lezing: 
De brief aan Titus 2, 11-14
Evangelie: Lucas 2, 1-14

We moeten even opwarmen”, zei een oma tegen haar kleindochter. Moe, maar voldaan ploffen ze neer bij de haard met een beker warme chocolademelk. Ze hebben zojuist een stevige wandeling gemaakt. Het was ijzig koud buiten. Zo vaak gebeurt het niet dat er zo’n pak sneeuw valt.

“Oma”, vraagt de kleindochter, “Hou jij ook veel van sneeuw?” Oma kijkt uit het raam. Automatisch denkt ze terug aan die laatste hongerwinter, 1944. Ook toen was het bijna kerstmis. Ze dacht terug aan het moment dat ze vol plezier met haar zus een grote sneeuwpop maakte.

Moeder had speciaal voor het kerstmenu wat winterpeen achter de hand gehouden. Toen kwam ze ons er eentje brengen. “Zo’n mooie sneeuwpop verdient een mooie neus”, lachte ze vrolijk.

Het was al vier jaar lang oorlog en er was niet veel eten meer. Zelfs op de boerderij werd het voedsel nu schaars. Er kwamen steeds vaker mensen, van heinden en ver, om eten te halen. Voor zich zag ze hoe toen, haar vader en moeder, probeerden zoveel mogelijk de helpende hand te bieden, want zij vonden vanuit de Kerstboodschap, dat rijkdom gedeeld moet worden. Met z’n vieren genoot het gezin van hun kerstdiner: hutspot met een klein stukje spek.

Lucas 02, 01-05

Lucas 02, 01-05

Toen vader de volgende dag verwoede pogingen deed om het erf sneeuwvrij te krijgen, zag hij twee mensen naderen. Moeder had hen ook al gezien en komt naar buiten. Ze nodigde hen uit in de warme keuken. Het zijn een vader en zijn zoontje. Met open mond luisterden we naar hun verhaal. Er is in de grote steden bijna niets meer te eten, zo vertelden ze.

Die kerstavond aten ze weer hutspot, nu met z’n zessen. De gasten verzuchtten: ‘Dit is echt het allerbeste kerstdiner wat we ooit hebben gegeten’. Na een goede nachtrust en met een gevulde maag, vertrokken de twee. Ze kregen eten mee voor thuis. Het was niet genoeg, maar er was niet meer.

We liepen een klein stukje met hen op. Dan ziet de jongen de sneeuwpop. Hij is er verrukt van. “Heb jij die gemaakt?”, vroeg hij, “Hij is prachtig, ik heb nog nooit zo’n mooie gezien.” Ik knikte trots.

In een flits trok ik de peen uit de sneeuwpop en duwde de jongen de peen in zijn hand. De sneeuwpop zag er raar uit met dat gapende, zwarte gat in zijn gezicht. Raar, maar hij keek niet gemeen of verwijtend.

De kleindochter slaakt een diepe zucht en oma glimlacht om de herinnering. En vader en moeder? Ach, wat waren ze trots op ons. Vanuit ons Christelijk geloof is dit belangrijk: weest gastvrijheid en vriendelijkheid. Altijd goed om je daar in te verdiepen.

Oma staat op en gaat naar de keuken. Vanavond komen er eters. Voor de ingrediënten van het kerstrecept hoeft ze gelukkig niet meer na te denken. De gasten staat vanavond een bijzonder kerstdiner te wachten. Een diner naar een tachtig jaar oud recept. Het recept staat in haar hart en staat voor altijd in haar geheugen gegrift.

Ze pinkt een traantje weg. Dat heb je, met uien.

         Ik wens u een zalig kerstfeest.

Afbeelding: De volkstelling van Bethlehem

          Schilder: Pieter Bruegel de oude (ca 1530 - 1569)
          Techniek: Olie op paneel
          Afmetingen: 116 x 164.5 cm
          Datum:  ca. 1566

          Te bezichtigen in: Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel

We bevinden ons te Bethlehem met links het huis waar de mensen samendrommen, het inschrijfkantoor voor de volkstelling. In de verte aan de overkant van de rivier, een kerkje. Op het overgrote vlak speelt zich het leven van de mensen af die met van alles bezig zijn.

Gevolg van de compositie is wel dat het heilsgebeuren zich volkomen onopgemerkt afspeelt in de marge van het gewone leven. Onopvallend naderen Jozef en Maria het kantoor; zij zijn herkenbaar aan het feit dat zij op een ezeltje zit, en hij een os aan een touw meevoert. Ook de andere duidelijke verwijzing naar God, het kerkje, staat niet in het centrum, maar terzijde, ver weg en slechts een enkeling, gaat er naar binnen, schijnt het.

Aan deze kant van de rivier, enigszins op de achtergrond, een herberg, herkenbaar aan het uithangbord aan de boom. Daar zal straks geen plaats meer zijn voor Jozef en Maria.

Jesaja 9, 1-3. 5-6

        Gods opgeheven hand
Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op. Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit. Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, U breekt ze stuk als op de dag van Midjan.
Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de Heer van de machten zal dit teweegbrengen.

De brief aan Titus 2, 11-14

          De taak van Titus

De genade van God is verschenen, bron van redding voor alle mensen, die ons leert af te zien van goddeloosheid en wereldse begeerten, en bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze wereld, in afwachting van het geluk waarop we hopen, de verschijning van de heerlijkheid van onze grote God en onze redder Jezus Christus. Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle ongerechtigheid te verlossen, ons te reinigen en ons tot zijn eigen volk te maken, vol ijver voor goede werken.

Lucas 2, 1-14

        Geboorte van Jezus
In die dagen vaardigde keizer Augustus een decreet uit dat de hele wereld zich moest laten registreren. Deze eerste registratie vond plaats toen Quirinius gouverneur van Syrië was. Allen gingen op weg om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad. Zo ook Jozef; hij ging van de stad Nazareth in Galilea naar Judea, naar de stad van David, Bethlehem genaamd, omdat hij uit het huis van David stamde, om zich te laten inschrijven, samen met Maria, zijn verloofde, die zwanger was. Terwijl ze daar waren kwam voor haar de tijd dat ze moest bevallen, en ze baarde een zoon, haar eerstgeborene; ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een voerbak, omdat er geen plaats voor hen was in het gastenverblijf. Er waren daar in de buurt herders, die in het veld overnachtten om de wacht te houden bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en de heerlijkheid van de Heer omstraalde hen. Ze schrokken hevig. Maar de engel zei: ‘Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk. Vandaag is in de stad van David uw redder geboren; Hij is de Messias, de Heer. Dit is het teken voor u: u zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een voerbak ligt.’ Plotseling was er bij de engel een heel leger uit de hemel; ze loofden God met de woorden: ‘Glorie aan God in de hoogste hemel, en op aarde vrede onder de mensen in wie Hij een welgevallen heeft.’

Archief preken