Kies uw kerk

Preek van de week

2024-09-29. Waar het leven goed wordt

Preek 26ste zondag van het jaar, B

          Eerste lezing: Numeri 11, 25-29
          
Tweede lezing: Jaobus 5, 1-6
          
Evangelie: Marcus 9, 38-48

We leven in een wereld waarin we onbeperkte  communicatiemiddelen tot onze beschikking hebben. Maar, hebt u de indruk dat door al deze kansen, we meer en beter met elkaar in gesprek zijn? Dat we voldoende nieuwsgierig zijn naar elkaar?

In de lezingen die we hebben beluisterd is een soort gelijke reactie zichtbaar. Heel spontaan bekijken de verschillende figuren de wereld, maar wel vanuit hun eigen bril. Ze meten de mensen naar hun eigen maatstaven, verwachtingen en overtuigingen. Van nieuwsgierigheid naar wie de ander is en beweegt, is er ook hier niet.

Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp; zo hoorden we in de eerste lezing. Zij zijn niet officieel aangesteld, ook al staan ze wel op de lijst, toch spreken zij namens God! Mag dat zomaar? Mozes hanteert een ander uitgangspunt. “Ik zou willen dat iedereen zo begeesterd zou profeteren”, is zijn antwoord.

Een vergelijkbaar incident lezen we ook in het evangelie. “Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegengehouden, omdat hij geen volgeling van ons was.” Je hoort de leerlingen tegensputteren: Kan dat zomaar? Moeten ze zich niet bij ons aansluiten en het op onze manier doen?

Jezus antwoordt: “Wie niet tegen ons is, is voor ons.” Mensen die in Jezus’ naam iets doen en niet bij onze club horen, zijn toch voor ons! Waarom zou je de goede werken van mensen buiten je eigen kring veroordelen? Als we geloven dat God schepper is van alle mensen, kan zijn Geest wellicht ook in alle mensen werken.

Het zijn dus zeker niet alleen Christenen die voor zieken zorgen, die aandacht hebben voor mensen in nood, die armen helpen, die opkomen voor het milieu en de natuur, die liefdevol en vol zorg met hun medemensen omgaan.

Marcus 10, 17-30

Marcus 10, 17-30

De taal van Jezus wordt in het evangelie van deze zondag scherper van toon, wanneer Hij zijn volgelingen op het hart drukt om consequent te leven op weg naar het Rijk van God. Afhakken van handen en voeten is geen oproep tot zelfverminking, maar een wijze van spreken om ons wakker te maken. Met deze krachtige beeldtaal houdt Jezus ons een spiegel voor, welk kwaad wij met onze zintuigen en ledematen kunnen uitrichten.

Je kunt altijd kijken naar de ander. Hoe doet zij, hij het? Maar durf je het ook aan eerlijk naar jezelf te kijken? Als je met je vinger naar een ander wijst, wijzen er ook drie naar jezelf. Want hoe graag we ook deze wereld willen hervormen en veranderen, de vraag die wordt gesteld is: waar ben jij in dit alles? Ben je iemand die tegenhoud, of ruimte zoekt? Ben je iemand die aandacht heeft voor mensen die kwetsbaar zijn, of iemand die ze over het hoofd ziet? Ben je iemand die graag wijst naar anderen over wat ze wel en niet doen? Ben je iemand die je medemensen als zusters en broeders kunt aanvaarden?

Jezus daagt ons uit eerlijk naar onszelf te blijven kijken. Het gaat daarbij niet over de vraag wie bevoegd is goed te doen. Iedereen heeft het recht -misschien wel de plicht- om goed te doen. Door het aanreiken van een beker water aan wie dorst heeft. Door verdrijven van demonen van geweld, haat en macht. Ofwel: je handen, voeten en ogen in te zetten voor de noden van mens en samenleving. Waar dat gebeurt, wordt het leven 'goed', zoals God het vanaf het begin bedoeld heeft


          Amen

Afbeelding: Vijfde gebod van God

Uit: Prentencatechismus

Deze prent stelt Jezus Christus met zijn leerlingen voor. Zijn ene hand wijst naar een kind dat Hij liet komen; zijn andere hand wijst naar een man die men met een molensteen om de hals in de zee werpt.
Jezus zag steeds welwillend op kinderen neer: “Laat de kinderen tot mij komen; niemand mag ze hinderen, want aan hen behoort het Rijk Gods.”? Dan omhelsde hij de kinderen, legde hun de handen op en zegende hen.

Numeri 11, 25-29

          Mozes en de oudsten
Toen daalde de Heer neer in een wolk, sprak tot hen en legde een deel van de geest die op Mozes rustte, op die zeventig oudsten. En toen de geest op hen rustte, profeteerden zij, maar later hebben zij dat niet meer gedaan. En twee van de mannen waren in het kamp gebleven. De een heette Eldad, de ander Medad. Ook op hen rustte de geest, zij stonden op de lijst al waren zij niet naar de tent gegaan, en zij profeteerden in het kamp. Een jongen ging het ijlings aan Mozes vertellen en zei: ‘Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp!’ Jozua, de zoon van Nun, die al als jongeman in Mozes’ dienst gekomen was, zei daarop tegen Mozes: ‘Mijn heer, dat moet u hun verbieden.’ Mozes zei hem: ‘Waarom kom je voor mij op? Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde en dat de Heer zijn geest op hen legde.’

Jakobus 5, 1-6

          De gevaren van de rijkdom

En nu u die rijk bent: huil en jammer om de rampen die over u komen. Uw rijkdom is verrot, uw mooie kleren zijn door motten verteerd, uw goud en zilver is verroest. Die roest zal tegen u getuigen en als een vuur uw lichaam verteren. Schatten hebt u verzameld, terwijl het de laatste dagen zijn. Hoor, het loon dat u hebt onthouden aan de arbeiders die uw velden hebben gemaaid, roept luid, en de kreten van uw oogsters zijn doorgedrongen tot de oren van de Heer der heerscharen. U hebt op aarde gezwelgd en gebrast, u hebt uzelf vetgemest voor de dag van de slachting. U hebt de rechtvaardige gevonnist en vermoord; hij heeft geen verweer tegen u.

Marcus 9, 38-48

          Onderricht aan de leerlingen
Johannes zei tegen Hem: ‘Meester, we hebben iemand in uw naam demonen zien uitdrijven, en wij hebben hem tegengehouden, omdat hij geen volgeling van ons was.’ Maar Jezus zei: ‘Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een machtige daad verricht, zal niet gauw kwaad van Me spreken. Immers, wie niet tegen ons is, is vóór ons. Want als iemand je een beker water geeft omdat jullie van Christus zijn, Ik verzeker jullie, zijn loon zal hem niet ontgaan. Wie één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengt, kan beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden. Als je hand je ten val brengt, hak haar dan af; je kunt beter verminkt het leven ingaan dan met twee handen in de hel verdwijnen, in het onblusbaar vuur. Als je voet je ten val brengt, hak hem dan af; je kunt beter kreupel het leven ingaan dan met twee voeten in de hel gegooid worden. Als je oog je ten val brengt, ruk het dan uit; je kunt beter met één oog het koninkrijk van God ingaan dan met twee ogen in de hel gegooid worden, waar hun worm niet van ophouden weet en het vuur niet dooft.

Archief preken