Preek 6de zondag van Pasen, B
Eerste lezing: Handelingen 10, 25-26, 34-35, 44-48
Evangelie: Johannes 15, 9-17
Beste medegelovigen, wanneer iemand na vele jaren ergens gewerkt te hebben afscheid neemt, bijvoorbeeld omdat hij met pensioen gaat, dan gaat dat meestal gepaard met een speech en een cadeau. Zo heb ik zelf verschillende afscheidsrecepties meegemaakt van leraren op een van de katholieke basisscholen. De speech eindigde steevast met de opmerking 'Beste kerel’ of ‘Beste meid, dit is geen afscheid. Je weet, je bent altijd welkom. Dus als je in de buurt bent, loop dan gerust nog eens een keer de lerarenkamer binnen om samen met ons koffie te drinken. Je bent immers niet uit ons hart’. Dat werd wel stoer geroepen, maar iedereen wist uit ervaring toch ook wel dat de scheidende leraar zich u hier nooit meer zou laten zien. Men zou zelfs heel raar opkijken als u over een half jaar nog eens de school binnen zou stappen.
Mensen houden nu eenmaal niet van afscheid nemen. We zijn daar niet goed in en daarom doen we zelfs bij een officieel afscheid alsof het geen afscheid is. We hebben natuurlijk allemaal al wel eens meegemaakt dat een dierbare in onze omgeving kwam te overlijden. Soms een heel dierbare mens, je partner, een broer of een zus, een ouder of grootouder of een goede vriend. Soms iemand die wat verder van ons af stond, een collega of een goede buur.
En toch, als ik er goed over nadenk, dan heb ik het zelf maar een paar keer meegemaakt dat iemand echt heel bewust afscheid nam. Ik bedoel dus dat iemand met precies zoveel woorden zei: dit is de laatste keer dat we elkaar zien en ik wil je graag nog eens hartelijk bedanken. Je was een lieve zoon, je was een goede vriend. Het lijkt wel alsof we dat moment willen vermijden. Het is te pijnlijk. Meestal zeggen wij zoiets als ik zie je nog wel hè of tot de volgende keer. Eind volgende week kom ik nog eens langs. Ook al weten we bijna zeker dat de zieken de volgende morgen niet meer haalt, toch doen we alsof het laatste woord nog niet gezegd hoeft te worden.
Johannes 15, 09-17
Het is mij nog niet zo heel vaak overkomen dat een stervende een echt afscheid wilde. Maar de keren dat zo'n gesprek plaatsvond zijn onvergetelijk. Dan gaat het echt ergens over. Elkaar nooit meer zien wordt ook draaglijker wanneer alles gezegd is, wanneer alles duidelijk is. Je doet een ongekende kracht op. Het is alsof de dierbare met je meewandelt door de maanden die je daarna alleen gaat.
De keren dat ik het heb meegemaakt ging het initiatief altijd uit van de zieken. De stervende liet zelf weten dat hij afscheid wilde nemen. Hij nam daar dan alle tijd voor. Hij maakte met iedereen op een aparte dag een afspraak en blikte terug op alles wat ze samen hadden meegemaakt. Eventueel gaf hij nog een goede raad of een excuus. De zieke nam het initiatief en dat is ook wel begrijpelijk. Zelf wil je het een dood zieke mens niet moeilijker maken dan die het al heeft. Als je merkt dat die bezig is de dood een beetje op afstand te houden, te verdringen misschien, dan wil je hem niet tot een afscheid dwingen. Achteraf bij de begrafenis denk je soms met spijt: waarom heb ik niet nog eens uitdrukkelijk gezegd hoeveel die ander vormen betekende?
In het evangelie volgens Johannes houdt Jezus bij zijn afscheid een lange speech van wel enkele hoofdstukken. Jezus vat daarin nog eens samen wat voor de jonge kerk belangrijk is. Het belangrijkste wat hij te zeggen heeft is, ‘Ik ga dood. Ik moet jullie gaan verlaten. Ik word gebroken als brood, want Ik wil jullie tot voedsel zijn’. En het tweede belangrijk deel is, ‘Maak geen ruzie met elkaar. Bewaar de eenheid’. Ik hoor het ouders zeggen die stervend zijn, als de kinderen het maar een beetje met elkaar kunnen vinden.
Jezus zegt jullie jullie moeten niet heersen over elkaar, maar elkaars vrienden zijn. En ten derde, ‘Het is goed dat ik ga, want na mij gaat het verder. Ik laat jullie niet verweest achter. Ik zal over jullie blijven waken. De geest van God zal jullie bezielen. Ik heb jullie hart immers voor die geest geopend’. En in de prachtige eerste lezing van vandaag horen we dat niemand van die Heilige Geest is uitgesloten. Ook de heidenen niet de andersgelovigen. Petrus die ontdekt dat als Cornelis voor hem een voetval maakt, dan zegt Petrus, ik ben ook maar een mens. En dan voegt hij eraan toe, ‘Nu snap ik het. Nu begrijp ik dat God geen verschil maakt tussen mensen. Want iedereen die liefde en respect en goedheid uitdraagt, is een kind van God en kent God, kent de liefde’.
Veel mensen zien en voelen die kracht van God niet, omdat ze hem niet kennen. Ze hebben er geen woorden voor en geen beelden. ‘Maar Ik’, zegt Jezus ons, ‘Ik heb jullie laten zien hoe Gods Geest is. Ik heb over jullie geblazen als de wind en gezegd vergeef elkaar, sticht vrede, leg zieke handen op, breek je brood, deel het met elkaar en bedank God voor alle goede dingen van het leven. Als je in die geest leeft, dan heb je deel aan het werk van de Schepper zelf. Dan sta je in eeuwigheid’. Zo nam Jezus afscheid in het besef dat zijn dood meer was dan een einde. Dat het tevens een nieuw begin was door de kracht van de geest, door de kracht van de liefde. Mag die ook aan ons gegeven zijn.
Amen.
Deze afbeelding wordt veelvuldig gebruikt op het internet, maar er lijkt geen kennis te zijn van het origineel en kunstenaar. Zij die dat wel hebben worden uitgenodigd dit met ons te delen, zodat wij dat hier kunnen vermelden.
Petrus bij Cornelius in Caesarea
Toen Petrus aankwam, liep Cornelius hem tegemoet en viel hem te voet om hem te aanbidden. Maar Petrus richtte hem op en zei: ‘Sta op, ik ben ook maar een mens.’
Petrus opende zijn mond en zei: ‘Nu weet ik zeker dat God geen aanzien des persoons kent, maar dat iedereen, ongeacht het volk waartoe hij behoort, Hem welgevallig is als hij godvrezend is en gerechtigheid doet.
Petrus was nog aan het woord toen de heilige Geest neerdaalde op allen die naar zijn toespraak luisterden. De besneden gelovigen die met Petrus meegekomen waren, stonden versteld, omdat de gave van de heilige Geest ook over de heidenen was uitgegoten; want zij hoorden hen in talen spreken en God verheerlijken. Daarop zei Petrus: ‘Niemand kan toch het doopwater weigeren aan deze mensen, die evenals wij de heilige Geest ontvangen hebben?’ Hij gaf opdracht hen te dopen in de naam van Jezus Christus. Daarna vroegen zij hem enkele dagen te blijven.
Jezus: de ware wijnstok
Met de liefde die de Vader Mij heeft toegedragen, heb Ik jullie liefgehad. Blijf in die liefde met Mij verbonden. Als je mijn opdracht ter harte neemt, zul je in liefde met Mij verbonden blijven, zoals ook Ik de opdracht van mijn Vader ter harte heb genomen en met Hem in liefde verbonden blijf. Dit alles heb Ik jullie gezegd om jullie deelgenoot te maken van mijn eigen vreugde, en zo jullie vreugde volkomen te maken. Dit is mijn opdracht: dat jullie elkaar liefhebben met de liefde die Ik jullie heb toegedragen. De grootste liefde die iemand zijn vrienden kan betonen, bestaat hierin dat hij zijn leven voor hen geeft. Mijn vrienden zijn jullie, maar dan moeten jullie ook doen wat Ik jullie opdraag. Voor Mij zijn jullie geen dienstknechten meer: een knecht heeft geen begrip van wat zijn meester doet. Vrienden noem Ik jullie, omdat Ik alles wat Ik van de Vader heb vernomen, aan jullie heb meegedeeld. Niet jullie hebben Mij uitgekozen; nee, Ik heb jullie uitgekozen en Ik heb jullie de taak gegeven eropuit te gaan en vrucht te dragen, vruchten die blijvend zijn. Wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, Hij zal het je geven. Dit draag Ik jullie op: dat je elkaar liefhebt.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave novemer 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal