Preek 7de zondag van Pasen, A
Eerste lezing: Handelingen der apostelen 1, 12-14
Evangelie: Johannes 17, 1-11.
Stel je voor dat wij met de eerste leerlingen van Jezus op de Olijfberg zouden hebben gestaan. Met hen zouden we omhoog hebben gekeken toen Hij ons verliet en door een wolk aan ons oog werd onttrokken. Hij is weg! Een tijd lang zijn we met Hem onderweg geweest, hebben gezien hoe Hij met kwetsbare mensen is omgegaan. Hoe Hij niet terugweek voor het woordgeweld en de bedreigingen van zijn tegenstander.
Een wonder van leven en bemoediging. Een herder in hart en nieren. We zijn van Hem gaan houden. Bij het Paasmaal heeft Hij heeft ons voor de laatste keer uitvoerig onderricht gegeven en tenslotte heeft Hij voor ons gebeden. We hebben het wel gehoord, maar niet goed begrepen. We werden vastgehouden door dat ene woord van Hem: “Ik ga van jullie weg”. Ja, meer nog: “Jullie moeten gaan doen wat Ik heb gedaan”.
Een wonder van leven en bemoediging. Een herder in hart en nieren. We zijn van Hem gaan houden. Bij het Paasmaal heeft Hij heeft ons voor de laatste keer uitvoerig onderricht gegeven en tenslotte heeft Hij voor ons gebeden. We hebben het wel gehoord, maar niet goed begrepen. We werden vastgehouden door dat ene woord van Hem: “Ik ga van jullie weg”. Ja, meer nog: “Jullie moeten gaan doen wat Ik heb gedaan”.
We hebben toen niet ingezien, dat Hij met die Paasmaaltijd ons feitelijk op weg heeft gestuurd. Zelfs toen Hij aan het eind voor ons gebeden had, hebben we de gevolgen van zijn woorden en daden voor ons uit geschoven. We wilden of konden het niet zien, niet begrijpen. We waren bang. Niet voor Hem maar voor de mensen daarbuiten, voor wat ze ons zouden kunnen aandoen.
Maar dat was nog niet alles. Die eerste weken zonder Jezus hadden we toch het gevoel dat Hij in ons midden was, zoals dat zo vaak gebeurt als iemand, die je liefhebt, is gestorven. Alle herinneringen zijn nog om je heen, je hoort de gestorvene als het ware nog spreken. De lege plaats is nog niet echt leeg, want je hebt het nog niet helemaal aanvaard. En dan opeens begint de werkelijkheid tot je door te dringen, het zuigt zich aan je vast, het stroomt je brein binnen en grijpt naar je hart. Je verzet brokkelt af en sloopt je weerstand. Er treedt een soort verlamming op. Zo zouden de gevoelens van de leerlingen geweest kunnen zijn.
We bevinden ons tussen Hemelvaart en Pinksteren. Tussen de wolk, die de heer Jezus verbergt, én het neerdalen van de Geest, die ons voortstuwt. Deze zondag heeft een geheel eigen karakter. Ze vertelt aan de ene kant iets over datgene, wat we elke dag ervaren of voelen én aan de andere kant wat we verlangen, waarnaar we uitzien. Deze zondag is een soort momentopname van ons leven als leerlingen van Jezus.
Tussen Geest en wolk. Tussen een verborgen God en een bron van goddelijke inspiratie. Tussen weemoed en vastberadenheid. Dat leven - het leven van een leerling van de verrezen Heer Jezus - kun je alleen volbrengen in onderlinge solidariteit, vertrouwen in elkaar, de bereidheid tot geven en delen. En vooral niet in een geest van angst en vrees. Die breekt de liefde af en verandert de gemeenschap van Jezus in een kille organisatie.
Om te besluiten. Wie daarentegen blijft uitzien naar de Heilige Geest en ook in donkere tijden op haar vurige inspiratie en warmte blijft vertrouwen, heeft eeuwig leven. Dat leven is bestand tegen de wisselvalligheden van elke dag. Dat leven houdt ons gaande. Ook in onze tijd!
Amen.
Uit: Het Prentencatechismus
Deze prent stelt de hemel voor. We zien in het midden de drie goddelijke personen in een driehoek op een glorietroon gezeten en omringd door engelen. Velen van hen spelen op diverse speeltuigen en anderen zwaaien met een wierookvat voor de drie goddelijke personen. Aan hun hoofd staat de heilige maagd Maria, hun koningin; zij zit aan de rechterkant van haar zoon, Jezus Christus. Ze zetelt op een troon die kleiner is dan die van God, maar toch hoger dan iedereen die niet aan God gelijk is.
Op de tweede rij bevinden zich rechts de heilige Johannes de Doper, Mozes, David, Abraham en andere heiligen van het Oude Testament. Links zien we de heilige Jozef, de heilige Petrus en de overige apostelen, een evangelist met een boek in de hand en verschillende heiligen van het Nieuwe Testament.
Op de derde rij zien we de andere heiligen waaronder de martelaren, zoals de heilige Stefanus, heilige bisschoppen, een heilige koning, heilige maagd-en-martelaressen zoals de heilige Cecilia en de heilige Catharina, alsook heilige vrouwen zoals de heilige Maria Magdalena.
De heilige Stephanus houdt een steen in de hand, omdat hij gestenigd werd.
De heilige Cecilia heeft een harp in de hand, omdat zij onder begeleiding van muziekinstrumenten Gods lof zong.
Aan de voeten van de heilige Catharina ligt een verbrijzeld rad, omdat men haar probeerde te radbraken, d.w.z. martelen door haar vast te binden op een rad vol met scherpe foltertuigen. Het rad brak echter toen men het in het in beweging wilde zetten.
De heilige Maria Magdalena heeft een kruik in de hand omdat zij het hoofd van Jezus, de Zaligmaker, waste met kostbare, geurige oliën.
Jezus’ laatste opdracht en hemelvaart
Daarna keerden ze van de zogeheten Olijfberg, die dichtbij Jeruzalem ligt, op een sabbatsreis afstand, terug naar Jeruzalem. Toen ze de stad binnenkwamen, gingen ze naar de bovenzaal waar ze gewoonlijk verbleven: Petrus, Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus van Alfeüs, Simon de Zeloot en Judas van Jakobus. Zij bleven allen trouw en eensgezind in gebed, samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en zijn broers.
Afscheidsgebed van Jezus
In die tijd sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en bad: ‘Vader, het uur is gekomen! Verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijkt. Laat Hem, krachtens de macht die U Hem gegeven hebt over alle mensen, eeuwig leven schenken aan al degenen die U aan Hem hebt toevertrouwd. Eeuwig leven! Dat betekent dat ze U, de enige waarachtige God, leren kennen, en ook degene die U gezonden hebt: Jezus Christus. Ik heb U op aarde verheerlijkt door het werk te volbrengen dat U Mij te doen hebt gegeven. Verheerlijk Mij nu, Vader, aan uw zijde, en bekleed Mij met de heerlijkheid die Ik bij U bezat voordat de wereld bestond. Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen uit de wereld, die U Mij had toevertrouwd. Ze waren van U, en U hebt hen aan Mij toevertrouwd. Ze hebben uw woord ter harte genomen. Nu erkennen ze dat alles wat U Mij gegeven hebt, van U komt. Want de woorden die U Mij gegeven had, heb Ik aan hen doorgegeven, en zij hebben die aangenomen: ze hebben naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan; ze hebben geloofd dat U Mij hebt gezonden. Voor hen bid Ik. Niet voor de wereld, maar voor hen die U Mij hebt toevertrouwd bid Ik, omdat ze de uwen zijn - al het mijne is trouwens het uwe en al het uwe is het mijne - en omdat in hen mijn heerlijkheid zichtbaar is geworden. Ik ben al niet meer in de wereld, maar zij, zij blijven in de wereld achter, terwijl Ik naar U toe kom. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, die U Mij hebt toevertrouwd, opdat ze één mogen zijn zoals Wij.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave novemer 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal