3de zondag van Pasen, C
Eerste lezing: Handelingen der apostelen 5, 27b-32. 40b-41
Evangelie: Johannes 21, 1-19
De schriftlezingen van dit weekend laten ons nog even voortleven in de sfeer van Pasen. Het is een sfeer waarin verwondering, ongeloof, verdriet en blijdschap elkaar afwisselen. Want ik stel mij voor, dat de leerlingen tussen al dat soort gevoelens heen en weer geschud zijn. Het is een sfeer van zoeken en tasten, van niet weten, van zich herinneren en langzaam tot het besef komen dat zij zelf met Jezus door de nacht van angst en dood zijn heengegaan en herboren zijn. In de eerste lezing verkondigt Petrus vol overtuigingskracht dat de Heer leeft. En in het evangelie verschijnt Jezus in de vroege morgen aan de leerlingen. Ze hebben de hele nacht gevist en niets gevangen, maar op zijn woord gooien ze opnieuw de netten uit en het resultaat is dan overweldigend.De schriftlezingen van dit weekend laten ons nog even voortleven in de sfeer van Pasen. Het is een sfeer waarin verwondering, ongeloof, verdriet en blijdschap elkaar afwisselen. Want ik stel mij voor, dat de leerlingen tussen al dat soort gevoelens heen en weer geschud zijn. Het is een sfeer van zoeken en tasten, van niet weten, van zich herinneren en langzaam tot het besef komen dat zij zelf met Jezus door de nacht van angst en dood zijn heengegaan en herboren zijn. In de eerste lezing verkondigt Petrus vol overtuigingskracht dat de Heer leeft. En in het evangelie verschijnt Jezus in de vroege morgen aan de leerlingen. Ze hebben de hele nacht gevist en niets gevangen, maar op zijn woord gooien ze opnieuw de netten uit en het resultaat is dan overweldigend.
Maar de nacht is dan wel voorbij. De nieuwe dag is aangebroken. Woorden waar je niet overheen mag lezen. Na Pasen gaat het wel over de nieuwe schepping en over herboren mensen. Het lijkt wel bevrijdingsdag.
Ik vind het altijd verrassend om te ontdekken hoe rijk aan beelden de Bijbelverhalen zijn en hoe ze ons steeds weer een spiegel voorhouden.
De weken na Pasen willen ons uitdagen om te ontdekken waartoe wij als herboren mensen in staat zijn. Want als wij de levenskracht van de verrezen Heer goed verstaan, dan zijn wijzelf in staat tot bekering en bevrijding. Dan durven wij vanuit onze maatschappelijke positie metterdaad vuile handen te maken voor mensen die tussen de wal en het schip vallen. Dan verstaan wij de oproep om daadwerkelijk Gemeente van Christus te zijn.
Johannes 21, 1-14
We weten: De verrezen Heer is duikt op in het geweten van de mens, die zich verbaast over de stromen vluchtelingen aan onze poorten. Ik kom Hem tegen wanneer iemand vraagt om een menselijke dood. Zijn naam klinkt door wanneer wij ons vragen stellen bij het milieu. Kortom de verrezen Heer heeft te maken met de wijze waarop wij samen leven en onze wereld bewoonbaar maken.
In feite betekent dit: Waar sta ik voor? Een vraag waar wij levend van dag tot dag een antwoord op moeten vinden, persoonlijk en als parochie.
Ik weet dat er binnen allerlei kerken heel bewogen mensen zijn, zoekend naar een nieuwe vertaling van geloven metterdaad. En ik ben soms onder de indruk van de concrete verhalen van mensen die vanuit hun maatschappelijke positie op een integere wijze proberen om mee te bouwen aan Gods koninkrijk. Je hoort dat ook in de verhalen van verzetsmensen, die hun geweten volgden.
In de weken na Pasen worden we dus uitgenodigd om als herboren mensen samen kerk van Jezus Christus te zijn. Soms zul je dan met pijn in het hart moeten constateren dat je eigen daden wel eens schril afsteken tegen je idealen. Maar het kan ook gebeuren dat je soms een ander de hand reikt: ‘zand er over’ of elkaar weet hoog te houden, elkaar meedraagt in moeilijke dagen.
Bezielde, herboren mensen, ik kom ze gelukkig dikwijls tegen. En soms zijn wij het zelf. Hun verhalen zijn paasverhalen. We moeten ze elkaar maar vaak vertellen. Het helpt je om ook zelf zo’n herboren mens te zijn.
Amen.
Hernieuwd optreden tegen de apostelen deert hen niet
In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen: Ze namen hen dus mee en brachten hen voor het Sanhedrin. De hogepriester vroeg hun: ‘Hebben we u niet ten strengste verboden onderricht te geven met een beroep op deze naam? Toch is Jeruzalem door uw toedoen vol van uw leer; u wilt zeker het bloed van die man op ons laten neerkomen?’ Daarop gaf Petrus namens de apostelen ten antwoord: ‘God moet men meer gehoorzamen dan de mensen. De God van onze vaderen heeft Jezus tot leven gewekt, die u vermoord had door Hem aan een kruis te hangen. Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven aan zijn rechterhand om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken. Wij zijn daarvan de getuigen, samen met de heilige Geest, die God gegeven heeft aan wie Hem gehoorzamen.’
Maar men verbod de apostelen te spreken in de naam van Jezus en stelden hen in vrijheid. Zij verlieten het Sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren smaad te lijden omwille van de Naam.
Jezus verschijnt bij het meer van Tiberias
Daarna heeft Jezus zich nog eens aan zijn leerlingen geopenbaard, bij het Meer van Tiberias. Dit geschiedde als volgt. Bij elkaar waren: Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. Simon Petrus zei tegen hen: ‘Ik ga vissen.’ ‘Dan gaan wij mee’, antwoordden ze. Ze gingen dus op weg en klommen aan boord, maar die nacht vingen ze niets. Toen het intussen morgen was geworden, stond Jezus aan de oever, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Hij riep hun toe: ‘Vrienden, hebben jullie soms iets te eten?’ ‘Nee’, riepen ze terug. ‘Werp dan het net uit, rechts van de boot,’ zei Hij, ‘daar zul je wel iets vinden.’ Ze wierpen het net uit, en er zat zo’n massa vis in dat ze niet meer bij machte waren het op te halen. Daarop zei de leerling van wie Jezus hield tegen Petrus: ‘Het is de Heer.’ Nauwelijks had Simon Petrus gehoord ‘Het is de Heer’, of hij schortte zijn kiel op - het enige wat hij aan had - en sprong in het water, terwijl de andere leerlingen met de boot kwamen - ze waren niet ver meer uit de kust, slechts een tweehonderd el - en het net met de vissen achter zich aan sleepten. Toen ze aan land waren gestapt, zagen ze dat er een houtskoolvuur was aangelegd, met vis erop en brood ernaast. Jezus zei tegen hen: ‘Breng wat van de vis die jullie zojuist gevangen hebben.’ Simon Petrus ging dus weer aan boord en sleepte het net aan land. Het zat vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks, en ondanks die enorme hoeveelheid scheurde het net niet. Daarna zei Jezus: ‘Kom nu en eet.’ Geen enkele leerling durfde Hem te vragen: ‘Wie bent U?’ Ze wisten nu dat het de Heer was. Toen nam Jezus het brood en gaf het hun, en zo ook de vis. Dit was de derde keer dat Jezus zich aan zijn leerlingen openbaarde sinds zijn opwekking uit de doden.
Petrus, de herder van Jezus’ kudde
Toen ze gegeten hadden vroeg Jezus aan Simon Petrus: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief, meer dan de anderen hier?’ ‘Ja, Heer,’ zei hij, ‘U weet dat ik van U houd.’ Daarop zei Jezus: ‘Zorg dan voor mijn kudde.’ Nogmaals vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?’ ‘Ja, Heer,’ zei hij, ‘U weet dat ik van U houd.’ Daarop zei Jezus: ‘Wees dan een herder voor mijn schapen.’ Nog een derde keer vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van Mij?’ Het deed Petrus pijn dat Hij hem voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield, en hij zei: ‘Heer, U die alles weet, U beseft toch wel dat ik van U houd.’ Daarop zei Jezus: ‘Zorg dan voor mijn schapen. Waarachtig, Ik verzeker je: als jongeman deed je zelf je gordel om en je ging de weg die je zelf wilde; als je oud bent zul je je armen uitstrekken en je gordel laten omdoen, en je zult een weg gaan die je zelf niet wilt.’ Hiermee kondigde Hij aan door wat voor dood Petrus God zou verheerlijken. En na deze voorspelling zei Hij tegen hem: ‘Volg Mij.’
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal