Preek Pinksterzondag, B
Eerste lezing: Handelingen der apostelen 2, 1-11
Evangelie: Johannes 15, 26-27. 16, 12-15
In tijden van crisis en vervreemding zien wij vaak met heimwee om naar het verleden. Verwarring en niet begrijpen maken het verleden mooier dan het in werkelijkheid is geweest. Terwijl de herinnering aan toen langzamerhand vervaagt, schildert ons verlangen en onze fantasie geleidelijk aan een nieuw schilderij van voorbije tijden, dat gedeeltelijk in overeenstemming is met wat er eens was, doch grotendeels de werkelijkheid vertekent.
Tegelijkertijd is zo'n situatie een broedplaats voor nieuwe meningen en ideeën. “Misschien moet en kan het eigenlijk anders”?, zeggen we dan. Het nadenken begint, en er groeit een nieuwe bezinning op de vraag: waar zijn we mee bezig, en waarover gaat het ook al weer?
Naast het heimwee naar vroeger groeit de vraag: wat is de betekenis van het menselijk bestaan? Waarom is alles begonnen? Wat is de zin van geloven en toch in ongeloof te moeten verkeren?
Wij leven in een zelfde tijd als de leerlingen uit de eerste lezing. De grote stad Jeruzalem huisveste vele culturen en geloven, gelovigen en ongelovigen. Daar moest die kleine nieuwe gemeenschap haar weg, maar bovenal haar roeping vinden.
De dagen van zeker weten en zelfverzekerdheid liggen al lang achter ons, ook al zijn er mensen die er naar blijven lonken. Onze nieuw ingerichte maatschappij geeft ons nieuwe kansen en mogelijkheden. Enkele vingerwijzingen daar voor krijgen we uit de lezingen van vandaag.
De leerlingen trekken -gedreven door de Geest- er op uit, ze gaan niet op de handen zitten en houden zeker ramen en deuren niet meer gesloten. Als beeld van God zullen zij als zorgzame vrouwen en mannen met elkaar omgaan en elkaar plaats, tijd en ruimte gunnen. Dit zijn de wezenstrekken, de grote lijnen van onze nieuwe samenleving en het bestaan van de mens. Onze roeping dus!
Johannes 15, 26-27
In onze rusteloze wereld zoekt de Geest weer een rustplaats, wil de Geest weer ordenen en helen. Vandaar dat Jezus symbolisch over zijn leerlingen blies en zei: “Ontvang de Geest”?. Daarmee spreekt Jezus zijn rotsvaste vertrouwen in ons uit, dat de Geest van God in ons zal voltooien wat Zij al lang met ons begonnen is. Zij blaast ons schoon. Zij vervult ons met nieuwe vurigheid. Zij leert ons weer op weg te gaan.
Daarom zou dit onze bede voor vandaag kunnen zijn: “Kom, o Geest! Wees hier aanwezig! We hebben geen heimwee meer naar het oude, we verlangen naar het nieuwe dat U in onze harten grift…”?
Amen
Door: Jean II Restout Frense schilder (1692 - 1768)
Datum: 1732
Techniek: Olieverf op canvas
Afmetingen: 465 x 778 cm
Te bewonderen in: Musée du Louvre, Paris
De bedoeling van deze dramatische afbeelding van Restout’s dag van Pinksteren is om het moment van de komst van ‘Gods adem' vast te leggen. Als iets van een apocalyptisch element van de afdaling van de Geest. Restout tekent een buitenaards element om de gebeurtenis te schilderen.
De komst van de Heilige Geest ziet er ongeveer uit als een meteorenregen, vulkaanuitbarsting of een andere catastrofaal gebeuren. Misschien kunnen we het voorstellen als een creatieve 'Big-Bang'.
De kunstenaar vangt onzekerheid, zelfs angst, in het Pinksterverhaal. Hier is Gods Geest zeker wild en ongetemd. De tongen van 'vuur' en 'wind' afkomstig van een enkel goddelijk licht, lijkt aan elk individu te zijn gericht.
Het schilderij verwijst naar Pinksteren als zowel een kosmische als een persoonlijke gebeurtenis.
De verschillende reacties op deze afbeelding die getoond worden, lijken heel natuurlijk open en ontvankelijk, zie Maria en de andere vrouwen. De discipelen worden verscheurd door de gebeurtenis. Restout beeldt enkele lopend, anderen duikend, en wat verbergend, zoals de leerling die in elkaar gedoken zit voor het altaar.
De leerlingen lijken iets van een onbehagen met de dingen van de Geest te kapselen: sommigen zijn enthousiast; sommige onzeker, en anderen zijn volledig in angst. Tongen van vuur rusten op elk hoofd; vloeiend als geleerde talen uit de hele wereld.
Pinksteren
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf. Nu woonden er in Jeruzalem vrome Joden, afkomstig uit ieder volk onder de hemel. Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: ‘Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.’
De haat van de Wereld
Wanneer echter de Helper komt die Ik jullie zal zenden als Ik bij de Vader ben - de Geest der waarheid, die van de Vader komt - zal Hij over Mij getuigenis afleggen; en ook jullie moeten getuigenis afleggen, want jullie zijn vanaf het begin bij Mij.
De taak van de Geest
Eigenlijk heb Ik jullie nog veel te zeggen, maar je kunt het nu nog niet verwerken. Wanneer de Geest der waarheid komt, zal Hij jullie leidsman naar de volle waarheid zijn - niet dat Hij eigenmachtig zal spreken, Hij zal slechts zeggen wat Hij te horen krijgt - en wat komen gaat, zal Hij jullie meedelen. Hij zal Mij verheerlijken, want wat Hij jullie zal meedelen, komt van Mij. Alles wat de Vader heeft is ook van Mij; daarom mag Ik zeggen dat hetgeen Hij jullie zal meedelen, van Mij komt.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal