Preek 3de zondag in de veertigdagentijd 2018, B
Eerste lezing: Exodus 20, 1-17
Evangelie: Johannes 2, 13-25
Bij de voorbereiding op het paasfeest wordt ons vanuit de H. Schrift het kader aangegeven waarbinnen woorden moeten worden verstaan die we vaak gebruiken als richtingwijzers in ons leven. Het gaat dan om woorden als: God, heilig, bevrijding, geloven, gerechtigheid, de relatie met je ouders, de relatie met je naaste en met de gemeenschap … en alles wat daarbij fout kan gaan. Volgens de tien woorden of de tien geboden is er een samenhang tussen ons geloof in God en alles wat ons heilig is in het leven.
En dan is het heel opvallend dat in de tekst van die tien woorden zo vaak het woord "niet" voor komt. Na het erkennen van God als de God van ons leven en het eren van je ouders klinkt: Je zult dit niet doen en dat niet doen. Ons handelen kent blijkbaar grenzen en die mag je niet overschrijden. Daar valt ook niet over te discussiëren. Gij zult niet doden, gij zult niet stelen, enz. Maar tegelijk met de grenzen geven deze woorden anderzijds heel veel ruimte ten aanzien van de dingen die je wel kunt en mag doen. Er ligt een hele wereld voor ons open, waar mensen in vrijheid mogen wonen op hoop van zegen.
Het is opvallend dat de tien woorden zowel in Israël als later in het christendom een hele uitwerking hebben gekregen in allerlei regels, bepalingen, voorschriften, verboden en geboden. Men heeft het nodig gevonden om de ruimte die de tien woorden geven, om die in te perken, om het leven van mensen aan banden te leggen, alsof het gevaarlijk is wanneer mensen het leven met een open geest tegemoet treden. En dan kom je al gauw terecht in de sfeer van het fundamentalisme, van elkaar de maat nemen. We weten hoe bijvoorbeeld binnen onze eigen kerk de tijd van het rijke roomse leven tegelijk de tijd was, waarin de ruimte om te leven steeds meer werd ingeperkt. De kerk bepaalde wat mocht en niet mocht. Het meeste mocht niet. Wat je toch deed moest je biechten. En menig biechtvader had moeite om biechtelingen duidelijk te maken, dat de ruimte van het leven groter is dan het enge morele kader, dat zo langzamerhand gegroeid was. Leven vraagt nu eenmaal ruimte. Voor ons menselijk handelen betekent dat: zoeken naar wat kan of niet kan. De tien woorden geven aan dat de kaders voor wat God betreft slechts de uiterste marges willen aangeven. En Hij vertrouwt er op dat mensen dan voldoende besef hebben van goed en kwaad om hun leven verantwoord in te richten.
Johannes 2, 13-25
In het evangelie horen we hoe Jezus reageert op het tempelgebeuren in Jeruzalem. Het gaat hier om de kern van Israëls geloof. De tempel staat voor alles wat Israël heilig is. En juist daar op het tempelplein is de God van Israël tot kerkelijke handelswaar geworden. Alsof je het met God op een akkoordje kunt gooien. Jezus geeft heel duidelijk aan dat je als tempeldienst of als kerk je nooit tussen God en mens mag plaatsen, dat je nooit Zijn Naam mag misbruiken om de ruimte van leven die Hij ons geeft nodeloos in te perken.
Jezus reinigt de tempel van ieder die zich Gods Naam toe eigent om gelovigen allerlei lasten op te leggen. Ik denk dat onze wereld er heel anders uit zou zien wanneer de religieuze leiders in onze wereld van allerlei religies zich zouden realiseren hoe betrekkelijk en hoe tijdgebonden allerlei opvattingen zijn.
De veertigdagentijd is niet alleen bedoeld om ons te bezinnen op onze fouten en tekortkomingen, maar ook om opnieuw oog te krijgen voor die ruimte van leven die we - ik zou willen zeggen als ‘aardse mensen’ - nodig hebben. Het leven is ons niet gegeven als een last, maar als een bron van vreugde. Gelovigen moeten zich dat altijd goed realiseren. Want dan pas kunnen wij als herboren mensen Pasen vieren.
Amen
(Vlaamse) Schilder: Jan Sanders van Hemessen (c. 1500 - c. 1566)
Techniek: olieverf op paneel
Datum: ca. 1556
Te bezichtigen in: museum des Beaux-Arts, Nancy, Frankrijk.
De tien geboden
Toen sprak God al de woorden die hier volgen: ‘Ik ben de Heer uw God, die u heeft weggeleid uit Egypte, het slavenhuis.
U zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem ook maar toebehoort.’
Afbraak van de tempel
Het was kort voor het Joodse Pasen. Jezus begaf zich naar Jeruzalem en zag daar hoe men in de tempel runderen, schapen en duiven stond te verkopen en geld zat te wisselen. Hij knoopte touwen aaneen tot een zweep en joeg ze allemaal de tempel uit, schapen en runderen erbij. De tafels van de wisselaars gooide Hij met geld en al omver. En tegen de duivenverkopers zei Hij: 'Weg ermee! Maakt van het huis van mijn Vader geen markt!’ Zijn leerlingen beseften dat er geschreven staat: De ijver voor Uw huis zal Mij verteren. De Joden riepen Hem ter verantwoording met de vraag: 'Welk teken geeft U ons te zien als bewijs dat U zo mag optreden?' Jezus gaf hun ten antwoord: 'Breekt deze tempel af, en in drie dagen laat Ik hem herrijzen!' Daarop zeiden de Joden: 'Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd, en U wilt hem in drie dagen laten herrijzen?' Met dit woord doelde Jezus echter op de tempel die Hijzelf was. Toen Hij verrezen was uit de dood beseften zijn leerlingen dat Hij daarop gedoeld had, en ze geloofden in de Schrift en in het woord dat Jezus gesproken had.
Jezus en Nidodemus
Terwijl zijn verblijf in Jeruzalem voor de viering van het paasfeest kwamen heel wat mensen tot geloof in zijn naam bij het zien van de tekenen die Hij verrichtte. Maar Jezus van zijn kant had geen geloof in hen, omdat Hij ze allemaal kende: niemand hoefde Hem over de mens iets te leren, Hij wist zelf wel wat men aan een mens had.
Diakenwijding van Berend van de Berg
De Digidulfke uitgave november 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
BUSREIS BEDEVAART KEVELAER 22 AUGUSTUS 2024
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal