Kies uw kerk

Preek van de week

2018-02-04. Krachten en tegenkrachten

        Preek 5de zondag van het jaar, B

Eerste lezing: Job 7, 1-4. 6-7

Evangelie: Marcus 1, 29-39

In de eerste lezing hebben we gehoord hoe Job worstelt met het leven. We hebben maar een klein fragment gehoord uit het boek Job en zoals zo vaak zou je het grotere verband van dit fragment moeten lezen om het goed te kunnen plaatsen. We hoorden in dit stukje iemand die zoals ik al zei worstelt met het leven vooral omdat hij gelooft dat God wel een rede zal hebben om hem te treffen met ziekte, met het verlies van kinderen, verlies van huis en goed. U kent dat: Waarom moet mij dit overkomen? Waar heb ik dit aan verdiend?

Het stormt bij Job in zijn hoofd. Hoe kan God mij dit aandoen? En dan zijn er allerlei vrienden en goedwillende mensen die hem raad willen geven, mensen die denken en ook tegen hem zeggen dat het wel zijn eigen schuld zal zijn. Het is een straf van God, en Job zal het wel verdiend hebben. Maar Job verzet zich tegen die gedachte, want hij weet dat hij dit alles niet verdiend heeft.

Maar de lezer weet ook, iets wat in het verhaal Job zelf niet weet, dat in het begin van het verhaal God aan Satan toestemming heeft gegeven om Job op de proef te stellen. Satan wil wel eens zien of iemand zoals Job blijft geloven wanneer hij door ziekte en tegenslag wordt getroffen. De schrijver lijkt daarmee te suggereren: God laat Satan een spelletje spelen met deze mens. En eigenlijk is dat nog erger dan wanneer God zou straffen.

Aan het einde van het verhaal komt Job in gesprek met God. God laat zien dat de wereld, zijn schepping, vol zit met krachten en tegenkrachten. De mens is daarvan onderdeel met kansen en mogelijkheden, maar ook met alle risico’s die het leven met zich meebrengt. Na dit gesprek buigt Job zijn hoofd. Hij begrijpt nu dat voorspoed niet afhangt van voorbeeldig leven en tegenspoed geen straf is. Hij accepteert dat het leven geluk en ongeluk kent. En hij beseft dat je de werkelijkheid niet kunt dwingen. Op dat moment kan hij zich weer oprichten en het leven opnieuw tegemoet treden.

Marcus 1, 29-39

Marcus 1, 29-39

Het boek Job is heel boeiend en herkenbaar. Want hoe ga je om met tegenslagen in je leven. En hoe reageer je wanneer iemand in de kring van je naasten of jou zelf iets ernstigs overkomt? Wat is de rol van God hierbij? Wat zeg je als vriend of naaste tegen zo iemand? En eenvoudige antwoorden schieten altijd te kort. Het enige antwoord krijg je in de school van het leven zelf. Daar leer je dat lief en leed in al zijn vormen hoe pijnlijk ook, altijd samengaan. Maar daar leer je ook dat je er aan kunt groeien en meer mens van kunt worden. Ik vermoed dat dit het antwoord is dat Job uiteindelijk krijgt.

In het evangelie hoort Jezus dat iemand ziek is, de schoonmoeder van Simon. Hij helpt haar op te staan. Elders hij ziet de bedelaar langs de weg, hij helpt een vrouw die door omstanders veroordeeld wordt. Hij eet met tollenaars en zondaars. Mensen die verblind zijn opent hij de ogen. Hij oordeelt niet over mensen die worstelen met het leven, hij maakt ze geen verwijten, maar hij helpt hen overeind zodat ze weer kracht vinden om verder te gaan.
Jezus maakt duidelijk dat God inderdaad geen spelletje speelt met kwetsbare mensen, Hij helpt mensen weer overeind, geeft ze een nieuwe toekomst. En als ik het evangelie goed begrijp is dat precies wat hij ook van ons vraagt die zijn naam dragen. Elkaars leven delen bij lief en leed en voor elkaar zo goed als God te zijn.

 

Amen

Afbeelding: Christus geneest de schoonmoeder van Simon

       Afmetingen: 121.9 x 173.2 cm

Te bewonderen in: Birmingham Museum of Art in Alabama USA.

Schilder: John Bridges (1818 - 1854)

Datum: 1839 te Rome.

 

Job 7, 1-4. 6-7

Job sprak: Is het aardse leven van de mens geen slavendienst, brengt hij zijn dagen niet door als een dagloner? Als een slaaf verlangt hij naar schaduw, en zoals een dagloner uitzet naar zijn loon, zo ken ik vruchteloze maanden, en nachten vol getob zijn mij toebedeeld. Wanneer ik lig zeg ik: “Zal ik opstaan?”? Maar de avond duurt lang. En tot de ochtend ben ik vol onrust.
Mijn dagen verschieten sneller dan een weversspoel, ze lopen af, zonder hoop. Bedenk, mijn leven is een zucht, ik zal geen geluk meer aanschouwen.

Evangelie: Marcus Marcus 1, 29-39

        Genezingen in Kafarnaüm
In die tijd kwam Jezus uit de synagoge, en ging Hij regelrecht met Jakobus en Johannes naar het huis van Simon en Andreas. De schoonmoeder van Simon lag met koorts te bed, en meteen spraken ze met Hem over haar. Hij ging naar haar toe, pakte haar bij de hand en liet haar opstaan. De koorts verliet haar, en ze bediende hen. In de avond, na zonsondergang, bracht ze allen bij Hem die ziek waren en die van demonen te lijden hadden. Heel de stad was samengestroomd voor de deur. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen, en Hij dreef tal van demonen uit, maar Hij stond de demonen net toe te spreken, omdat ze wisten wie Hij was. En in alle vroegte, het was nog nacht, stond Hij op, ging naar buiten naar een eenzame plaats en bleef bidden. Simon en zijn metgezellen gingen Hem achterna en ze vonden Hem en zeiden tegen Hem: 'Iedereen zoekt U.' Hij antwoordde hun: 'Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen in de buurt, zodat Ik ook daar kan prediken. Want met dat doel ben Ik immers uitgegaan.' En Hij ging in heel Galilea in hun synagogen verkondigen en dreef de demonen uit.

Archief preken