Preek 30ste zondag van het jaar, B
Eerste lezing: Jeremia 31, 7-9
Tweede lezing: De brief aan de Hebreeën 5,1-6
Evangelie: Marcus 10, 46-52
Voor iedereen die wel eens een preek, of een overweging mag maken, staat steeds de vraag voorop: Wat is de kern, welke boodschap wil ik meegeven? De uitdaging is, dat elk drie jaar weer opnieuw die kern uit dezelfde lezingen kan verschuiven. Waarom? Omdat de wereld, de maatschappij, en ook ik als schrijver, verander in de tijd. Juist proberen door te stoten naar de kern: dat is een hele toer. Vandaag wil ik het proberen vanuit de gedachte: Leer ons zien zoals U, Jezus.
Er gebeurt van alles in dit Marcusverhaal, met Jezus, met de menigte, met de blinde en met ons. Dit verhaal is op de huid geschreven van iedereen die zich in een Bartimeüs-achtige situatie bevindt, en dat zijn wij eigenlijk allemaal.
Er komt een stoet pelgrims voorbij: zingend en pratend. Zij kennen blijkbaar de weg, zij hebben geloof. Bartimeüs niet. Hij kan niet meekomen. Hij hoort alles, maar staat erbuiten. Een vraag: Heb je zo wel eens in de kerk gezeten? Je voelt je alleen en buitengesloten. Ben jij de enige die het allemaal niet ziet? God, dat ik toch kon meekomen...
Wie gaat daar vooraan, wie is dat? Dan komt het contrast: de zienden zeggen: O, dat is Jezus van Nazareth. Dat is de Jezus, die wij allemaal kennen, toch? Maar de blinde Bartimeüs roept: Jezus, zoon van David. Weten die zienden wel met wie ze op stap zijn? Hebben ze wel verwachtingen van Hem? De zienden snauwen de blinde toe, dat hij moet zwijgen. Wat een cynisme en een gebrek aan hoop, laten die zienden daarmee los.
Marcus 10, 46-52
Dan doet Jezus iets geniaals. Hij loopt niet naar Bartimeüs toe. Hij buigt zich niet liefdevol over hem heen. Nee, Jezus staat stil en zegt tegen die zogenaamde zienden: “Roep hem”. En ineens gaan de ogen van de zogenaamde zienden open: ze zien ineens niet meer een probleemgeval, een dissonant in hun eigen geloofsleven: ze zien de mens Bartimeüs. En opeens is het: Heb goede moed, sta op!, Hij roept je.
Jezus had natuurlijk naar Bartimeüs toe kunnen lopen. Vol verwijten voor zijn ongelovige volgers. Maar dit is beter: de hele menigte wordt ziende. En Bartimeüs staat op, zo vlug, dat zijn mantel afwaait.
Jezus vraagt: ‘Wat wil je dat Ik zal doen?’ Die vraag alleen al nodigt de ander uit om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Hij wordt betrokken in zijn eigen genezing. ‘Meester, maak dat ik zien mag.’ ‘Ga maar, je geloof heeft je genezen’, is het antwoord. Het is alsof Jezus krachten mobiliseert die al in de mensen en in Bartimeüs schuilen gingen. Kracht van de geest.
En Bartimeüs kon weer zien. Hij volgde Jezus op diens weg. Want Bartimeüs zat blind langs de weg. En wat hij zocht was niet zozeer zijn eigen genezing, maar de weg. En die vond hij: de weg van Jezus, zoon van David. Hopelijk zal Bartimeüs langs die weg echt leren zien met de ogen van de Heer.
In onze vaak sobere weekendvieringen worden we uitgenodigd om samen stil te staan bij het wezen van ons geloof en onze persoonlijke roeping. Kunnen en durven wij elkaar een gezicht te geven? Zijn we uitnodigend, gastvrij, nabij? Durven we met jezus te vragen: Wat kan ik voor je doen? Als we die vraag durven te stellen, gaan we meer en meer zien met de ogen van Jezus. Laat onze bede daarom zijn: Heer maak dat wij kunnen zien, leer ons zien zoals U.
Amen
Schilder: Lucas van Leyden (1494 - 1533)
Techniek: olieverf op paneel
Afmetingen middelpaneel: 116 * 150 cm
Datum: 1531
Te bewonderen in: Hermitage, Sint-Petersburg, Rusland
De scène toont het moment waarop de blinde Jezus vroeg om hem te genezen. Lucas van Leyden schildert het karakteristieke gebaar van een blinde man die zoekt naar de schouder van zijn gids, het kind en zijn ogen zijn hulpeloos. Om zijn middel hangt een schotel zeker voorbestemd om aalmoezen te verzamelen. Jezus Christus, zeer eenvoudig in donkere kleding, strekt zijn hand in een zacht gebaar met diepe betekenis.
Dit drieluik heeft een roerige geschiedenis. De afbeeldingen op de zijpanelen zijn de buitenkanten van de zijvleugels. In de 18de eeuw werden ze van de luiken verwijderd. De schilderingen op de binnenkanten zijn toen samengevoegd met het middenpaneel, zodat één groot paneel ontstond. Waar nodig werd het bovenstuk aangevuld. In de 19de eeuw, toen het in het bezit was gekomen van de Russische tsaren, werd het overgebracht naar een doek.
Er is hoop voor de toekomst
Want’, zo spreekt de Heer: ‘Jubel van vreugde om Jakob, juich om de heerser van de volken. Verkondig overal Gods lof met deze woorden: “De Heer heeft redding gebracht over zijn volk, over wat overbleef van Israël.”? Ik haal ze terug uit het noorden, van het einde van de aarde breng Ik ze bijeen; ook de blinden en de lammen, de zwangere en barende vrouwen. In dichte drommen keren zij terug. Bedroefd gingen zij heen, getroost leid Ik hen terug. Ik voer hen naar stromende beken, over gebaande wegen waarop ze niet struikelen. Ik ben immers Israëls vader en Efraïm is mijn eerstgeborene.’
Jezus, onze hogepriester
Want elke hogepriester wordt genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God, om gaven en offers op te dragen voor de zonden. Hij is in staat onwetenden en dwalenden geduldig te verdragen, omdat hij ook zelf aan zwakheid onderhevig is; daarom moet hij, als hij offers voor de zonden opdraagt, evengoed aan zichzelf denken als aan het volk. En niemand kan zich die waardigheid aanmatigen; men moet evenals Aäron door God geroepen worden. Zo heeft ook Christus niet zichzelf de eer van het hogepriesterschap toegekend; dat heeft God gedaan, die Hem zei: Mijn Zoon ben jij, Ik heb je vandaag verwekt. Zoals Hij ook elders zegt: Jij bent priester voor eeuwig, op de wijze van Melchisedek.
Een blinde ziet en volgt Hem
Ze kwamen in Jericho. Toen Hij uit Jericho wegging met zijn leerlingen en heel wat mensen, zat de zoon van Timeüs, Bartimeüs, een blinde bedelaar, langs de weg. Toen hij hoorde dat het Jezus van Nazaret was, begon hij te schreeuwen en te roepen: ‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij.’ Velen snauwden hem toe dat hij zijn mond moest houden. Maar hij schreeuwde nog harder: ‘Zoon van David, heb medelijden met mij.’ Jezus bleef staan en zei: ‘Roep hem.’ Ze riepen de blinde : ‘Houd moed, sta op, Hij roept u.’ Hij wierp zijn jas weg, sprong overeind en ging naar Jezus. Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ De blinde zei Hem: ‘Rabboeni, dat ik weer kan zien.’ ‘Ga,’ zei Jezus, ‘uw vertrouwen is uw redding.’ Meteen kon hij weer zien, en hij volgde Hem op zijn weg.
De Digidulfke uitgave oktober 2024 is uit
Veranderingen in het team van pastores
Eervolle penning voor Theamarie Geilleit en Jeanne van Hal
75 Jaar H. Antoniuskerk én 60 jaar Lidwinakoor
Goede Doelen Week / Vastenactie